Sam is dol op treinen. Hij vindt vaardig de treinenfilmpjes op YouTube en is niet bij opa weg te slaan als deze bezig is met zijn modelspoorbaan.
Bijna wekelijks maakt hij in de huiskamer een treinopstelling met de keukenstoelen. Maar vandaag doet hij iets bijzonders: hij spant een deken tussen de stoelen: "Speciaal vooj Cojona , mamma", ( de r lukt nog niet zo) zegt hij als onze dochter over de deken wil stappen om plaats te nemen in de trein. Ze mag daar dus niet komen van hem.
Aan zijn gezicht te zien is hij wát trots op zijn uitvinding. Het is een grappig verhaal, maar waarom voel ik nu een brok in mijn keel en schieten de tranen in mijn ogen?
Ik wil het niet. Ik wil niet dat onze kleinkinderen opgroeien in een wereld waarin 1,5 m afstand tot je naasten normaal is, waar angst normaal is, angst voor de ander. Ik gun ze een wereld waar knuffelen normaal is, elkaar aanraken, dicht bijelkaar zijn. Het "nieuwe normaal" mag nooit normaal worden maar moet abnormaal blijven, een uizonderlijke situatie die vevelend is, maar wel eindig. Dat gun ik hem en alle kinderen en eigenlijk ook mezelf en iedereen.